Beha-loos

 Al op de eerste dag van de retraite ontstond er aan de eettafel een eigenaardige discussie. De enige man in ons gezelschap – afgezien van Lammer zelf – beweerde dat hij maar niet kon begrijpen waarom vrouwen beugelbh’s dragen. Als door een wesp gestoken gingen we allemaal tegen hem in. ‘Het ziet er gewoon mooi uit’, ‘het zit echt lekker’ en ‘het voelt prettig’ werden hem allemaal om de oren geslagen. Drie dagen later was ik pas echt goed op dreef en schreef ik er zelfs een gedicht over (een parodie op het gedicht ‘dan maar dik’ van Annie M.G. Schmidt). Hij lachte, maar bleef bij zijn eigen standpunt.

Een jaar later bevind ik me opnieuw op een retraite, nu met alleen maar vrouwen. Vrije vrouwen, van wie er meerdere kiezen om (vrijwel) nooit een bh te dragen. De eerste dag dat ik er was, werd ik vooral geconfronteerd met hun naaktheid. Het zette me verder aan het denken. Wat nu als de man op de vorige retraite misschien toch een punt had? Ben ik eigenlijk wel blij met mijn bh of is het meer een angstig jasje over een deel van mijn lichaam waar ik me voor schaam? Of wat niet gezien mag worden door een geseksualiseerde samenleving? Maar is dat zelfs op vakantie het geval? Op een retraite met vrouwen waarin we juist ook onze lichamen vieren?

Drie dagen later ga ook ik een dag door het leven zonder bh en eigenlijk bevalt het me wel. Ik voel me ongemakkelijk. Denk aan het veilige nestje dat ik voor mijn dames heb gebouwd in de loop van de jaren. Denk eraan dat andere mensen nu misschien (zeker) mijn tepels kunnen zien (kunnen ze). Onwennig. Maar ik ben in Italië, de helft van de vrouwen loopt hier zelfs gewoon in de stad bh-loos rond en niemand kijkt ervan op. Dan kan ik dat op een retraite, in mijn veilige groepje toch zeker wel? En ja, ik kan het. En ik voel me vrij.

De filosofische retraite liet me niet twijfelen, maar zette me wel aan het denken over ‘mijn punt’. De Italiaanse retraite liet me zíen dat ik misschien niet helemaal gelijk had. Mijn eigen ervaring heeft me mijn ongelijk – uiteindelijk – doen toegeven. Als verslaafde aan mijn eigen gelijk, ben ik op dit punt meer dan genezen. Maar vooral ben ik genezen van het verslaafd zijn aan mijn eigen gelijk. Nu vraag ik me eerst af: wat als de ander voor 1 procent gelijk kan hebben? En dan verandert een harde nee soms in een zachtere nee en is er meer ruimte voor perspectieven naast elkaar.

Geef een reactie