Me-time

We moeten haasten, want de kinderen moeten op zaterdagochtend om negen uur bij papa zijn en dan moet hij ook nog meteen door naar atletiek én de kunstklas, dus hop hop hop. Maar de geliefde is ziek en de kinderen willen zich nog niet echt druk maken. Dan komt ook nog die vraag: ‘Mama, wil je bananenhavermoutmuffins maken?’ ‘Ach, lieverd, doe maar niet, want we moeten al zo opschieten en dat duurt toch zeker een half uur en we hebben nog maar veertig minuten.’ Maar dan doe je het toch, want hè, op de doordeweekse dagen moet ze ook al steeds brood eten terwijl ze dat eigenlijk helemaal niet lekker is. Dat is op zich natuurlijk een voordeel, want brood is SLECHT voor je. Maar ja, wel makkelijk, zo’n platgeslagen bakje waar je je beleg op neer kunt leggen. En als je er dan als moeder niets mee doet, is dat toch zonde. Je weet dat ze net gevraagd heeft om havermoutBANAANmuffins. Oftewel; goedgekeurd door de gezondheidspolitie. Je weet dat je moet voeden, niet moet vullen. Als ze nu maar niet te laat komen.

De geliefde gaat maar in bad zitten, die heb je daartoe moeten aanmoedigen, maar misschien zorgt het voor wat rust in z’n lijf. De kinderen zit je nog eens achter de onderbroek zodat die uiteindelijk bedekt wordt met een gewone broek, een trui, schoenen misschien zelfs alvast. Dan duik je toch maar even die keuken in voor die verrekte muffins. Misschien red je het als door een wonder nog net om die dingen op tijd de oven uit te krijgen. Je kinderen vragen of jij hun kleding even uit wil zoeken en één van hen trekt de halve kast leeg omdat ze bij papa geen comfortabele kleding meer heeft liggen. Snel ruk je een extra tas uit de tasjes-kast, die overigens hoognodig moet worden opgeruimd want als je er één tas uit haalt dan vallen er meteen vijf tassen mee. Of je ook drie tassen kunt dragen op weg naar papa. ‘Ja,’ zegt het andere kind, ‘mama is toch de sterkste mama ter wereld.’ Er ontstaat even een discussie over of je daadwerkelijk de sterkste mama ter wereld bent of dat je gewoon sterk genoeg bent om de tasjes te dragen en niet meer dan dat.

Inmiddels staan die klotemuffins in de oven te bakken. Er ging een stuk meer bloem en suiker in dan je dacht en die banaan en havermout is meer voor de show. Wat maakt het uit, dan maar ongezonde muffins. ‘Drinken jullie alvast iets?’ roep je naar niemand in het bijzonder. De muffins blijven maar zo bleek. Je checkt nog even de badkamer, daar is het rustig, maar het van pijn vertrokken gezicht van de geliefde zegt toch wel dat je daar straks ook nog mee bezig zult zijn. De kinderen trekken uit zichzelf alvast hun schoenen aan, wat op zich handig is. Tot je ziet dat er een half voetbalveld onder hun schoenen plakt. ‘Blijf maar lekker aan de tafel zitten en niet te veel bewegen,’ zeg je, maar op datzelfde moment vliegen ze de kamer alweer door. Je stofzuigt later wel. De muffins hebben inmiddels toch een kleurtje gekregen en je haalt de krengen uit de oven.

Bloedheet zijn ze en toch proberen de kinderen ze alvast te pakken. Je wipt ze uit de muffinvorm, twaalf stuks paste precies. Hilariteit alom over de paar exemplaren die de halve keuken door vliegen. Op het bord zie je al snel dat de condens aan de onderkant de boel wat slapjes laat zijn. In een netje dan maar. De kinderen eten er toch alvast één, waarbij de helft van de kruimels uit hun mond lekt omdat ze al blazend de muffins naar binnen staan te werken. ‘Nemen we ze mee naar papa?’ intussen lust je zelf ook wel wat, maar dat laat je maar even voor wat het is. Je trekt je badjas uit en springt in de comfortabele sportbroek zodat je straks meteen een rondje kan wandelen of zelfs even kunt rennen.

Je staat op het punt om de deur uit te gaan. Kinderen zien er redelijk uit, jijzelf kan er ook wel mee door. Uiteindelijk lopen de kids met een halve muffin de deur uit. Iedereen draagt één tas, ook al ben je de sterkste mama ter wereld. Bij het huis van papa wil je je al bijna verontschuldigen, maar het blijkt niet nodig. Hij is wel blij met de muffins en het ontbijt staat daar ook nog op tafel. Iedereen was eigenlijk best blij, bedenk je je nu pas. Er is niet gevochten aan tafel, dat is soms wel anders. Je hebt ze in ieder geval iets te eten gegeven. Iedereen heeft zonder moeite kleding aan gekregen. Dankbaar trek je de deur achter je dicht. Tijd voor een wandeling. Tijd voor wat me-tijd.

Geef een reactie